maandag 3 november 2008
De verleiding
Dit verhaal is geschreven door Jo Stokman.
"Ziezo,"dacht hij "dat is gelukt, nu die verrekte honden nog!"
Er volgden nog eens twaalf knallen. "Die zijn naar de eeuwige jachtvelden, die kunnen geen mens meer lastig vallen" mompelde hij. En nu maken dat ik wegkom.....
Hij liep snel door het struikgewas langs het huis, richting de Regge. Daar lag zijn bootje nog klaar zodat zijn spoor niet meer te volgen zou zijn. Hij roeide een eindje en meerde aan en trok toen het bootje op de oever. Daar stond zijn brave paard in de wei. Snel zadelde hij zijn paard en vertrok.
Onderweg had hij tijd genoeg om na te denken over zijn daad. Hij was dat verrekte wijf al bijna vergeten toen de burgemeester hem die brief stuurde met het verzoek te komen voor een gesprek. Eerst dacht hij nog dat hij weer met een groepje van zijn mannen moest komen ter bescherming van de plaatselijke bevolking, net als een aantal jaren geleden het geval was.
Hij weet het nog als de dag van gisteren. Hij werd ingekwartierd bij de freule Sophie van Duren. Zijn mannen maakten grappen en zeiden: "Zorg dat je die juffer aan de haak slaat Gerrit!" Nou, toen hij zag wat ze allemaal bezat, vond hij dat niet eens zo'n slecht idee. Het was toch maar niks gedaan, zo'n dame alleen in de bossen. Het huis was prachtig, alleen in verdomde slechte staat. "Dat zo'n dame niet iemand huurt om de boel een beetje te onderhouden" dacht hij nog.
In de dagen die volgden, had hij het gevoel dat zij steeds verder tot elkaar kwamen. Zij vertelde hem dat het haar zo zwaar viel om alles alleen te regelen en dat het zo eenzaam was. Ze toonde hem het prachtige gouden horloge met inscriptie dat van haar vader geweest was. Ze gaf het hem als teken van hun vriendschap.
Hij weet nog dat zijn hart opsprong en hij het gevoel kreeg dat hij al bijna Heer van Duivecate was! Hij liet zijn hoofd op hol brengen door de gedachte dat straks het prachtige huis met grote landerijen en het vele geld van hem was. En weer het bed delen met een vrouw! Heerlijk warm tegen elkaar aan. Oh alleen de gedachte daaraan al! In al zijn vrije uren ging hij aan de slag om het achterstallige onderhoud te plegen. Hij renoveerde het huis en maakte een nieuw hek. Hij zorgde dat het overtollige en dode hout uit het bos gehaald werd. Zo kon hij de gedachte aan een blote Sophie uit zijn gedachten bannen.
Op een dag vond hij haar huilend in de keuken. Hij was ontdaan, wat zou er aan de hand zijn? Toen hij ernaar vroeg antwoordde zij dat ze zo'n spijt had dat ze het horloge van haar vader aan hem had gegeven. Het was het enige dat zij nog van hem had dat hij echt gedragen had. Zou ze het terug mogen? Hij kon haar dit verzoek niet weigeren. Hij glimlachte bij de gedachte dat binnenkort alles van hem zou zijn als zij zouden trouwen. Hij besloot de volgende ochtend haar ten huwelijk te vragen. Dan zou ook zijn klus hier ten einde zijn. Zijn mannen verlangden er naar om weer naar huis te gaan.
Die volgende dag... Oh als hij daaraan terugdenkt vindt hij het bijna jammer dat hij haar niet gewurgd heeft! Sophie was die volgende dag onvindbaar. Hij vroeg aan de meid die elke vrijdag kwam om de was te doen waar Sophie was. Madame is uitgegaan en de meid moest de boodschap maar doorgeven dat zij het hele weekend wegbleef. Hij kon wel naar huis gaan.
Het werd hem duidelijk dat hij gewoon gebruikt was, zoals zoveel mensen door haar gebruikt waren.
Gelukkig werd hij direct weer ergens anders ingekwartierd en die klus eiste zo zijn aandacht op dat hij niet veel tijd meer had om te denken aan zijn tijd op Duivecate. Totdag die brief kwam. Die brief met daarin de uitnodiging, eigenlijk was het meer een eis van de burgemeester van Hellendoorn om te komen praten. Hij was nieuwsgierig geweest wat de burgemeester met hem wilde bespreken. Meestal kreeg hij alleen bevelen van de notabelen van het dorp.
Vorige week ging hij naar Hellendoorn. wat de burgemeester hem toen vertelde... Hij kon het niet geloven dat een burgervader zover ging. Hij vertelde hem dat er zo'n problemen waren met Sophie en haar verschrikkelijke honden. Die honden hadden een jongetje verscheurd waardoor hij tussen leven en dood hing. De burgemeester was doodsbang voor een volksgericht of een opstand. Men zou hem verwijten niets aan de situatie te doen, hij zou geen goede burgemeester zijn. En toen kwam de onverwachte vraag. De burgemeester stelde hem heel terloops, of hij er niet iets aan wilde doen, een schot hagel ofzo. Eerst dacht hij dat hij het niet goed begrepen had. Maar na herhaaldelijk aanvragen zei de burgermeester: "Jij hebt toch ook nog wat te goed van dat mens of niet? Ik kan je een flinke vergoeding geven en overplaatsing naar een plek waar niemand je kent. Geen mens hoeft hier iets van te weten, ik stop alles in de doofpot."
De burgemeester had het hele plan voor de moord al keurig uitgewerkt op papier. Het tijdstip, de manier, de vluchtroute, alles was al bepaald. Hij had alleen nog iemand nodig om het uit te voeren. Hij wilde hiervoor niet iemand uit het dorp hebben, want niemand mocht weten dat de burgemeester achter de moord van Sophie zat. Tenslotte zou dat zijn gezag als burgermeester ernstig ondermijnen. Nee, hij had iemand nodig zoals Gerrit, gewend om met wapens om te gaan en doortastend. Een vrijgezel en geen familie hier in Hellendoorn. In het dorp werd zo gekletst dat het anders nog eerder bekend zou zijn dan dat het schot gelost was. Gerrit was de perfecte keus.
En nu reed hij hier en was plan 1 afgerond. Hij gaf zijn paard de sporen en vervolgde zijn weg in een lekker galopje richting Raalte.
De volgende ochtend ging hij snel naar het gemeentehuis om te kijken of er nog nieuws aangeplakt was over de moord. Voldaan lachte hij toen hij zag dat men berichtte dat er iemand was opgepakt voor de aanslag op Sophie van Duren. Plan 2 van de burgermeester was in werking gezet. Iemand oppakken om de aandacht van hem af te leiden. Wat was die burgemeester toch slim! Hij liep naar huis in gedachten verzonken over de nieuwe baan en de nieuwe wereld waarin hij terecht zou komen. Morgen zou hij een nieuw leven beginnen.... In Canada!
maandag 11 augustus 2008
De nieuwe knecht
Dit verhaal is geschreven door mevrouw Diny Kloek - Wermink.
Dan... 18 mei 1864: Sophie loopt de deur van de schuur uit. Opeens hoort ze een schot van dichtbij. Ze stort ter aarde...
Een vlammende pijn beneemt haar de adem. In een flits ziet ze de donkere gedaante op zich af komen. Met haar laatste krachten probeert ze het kleine leren buideltje in haar handen te beschermen...te laat.. De booswicht rukt 't uit haar handen en maakt zich uit de voeten.
De eeuwige duisternis maakt zich meester van Sophie van Duren.
Het huis wordt ruw opgeschrikt door het geluid van een geweerschot. Het geluid verbreekt ruw de avondstilte en als door adders gebeten vliegen de honden overeind. Ze rennen jankend, blaffend en grommend naar de plaats waar ze het onheil vermoeden. Ook het weinige personeel dat in het huis aanwezig is, haast zich geschrokken naar buiten.
Op het grasveldje, tussen de schuur en het huis, ligt het ontzielde lichaam van hun meesteres. Een van de honden likt het bloed van haar gezicht; alsof hij haar daarmee weer tot leven zou kunnen wekken!
Ontdaan en hulpeloos staan ze bij elkaar. De scherpe hatelijke stem van mevrouw van Duren zal voor altijd zwijgen, maar dit... nee dit gunden ze haar toch ook niet.
Herman, de pas aangestelde huisknecht, neemt als eerste het woord: "De veldwachter en de dokter moeten gewaarschuwd worden. Ik loop snel naar het dorp, hoe eerder hier werk van gemaakt wordt, hoe beter." Tegen het dienstmeisje: "Hanna, sluit jij de honden op?" en tegen de tuinman: "Teunis, misschien is het goed dat jij de omgeving van het huis inspecteert, want die booswicht kon hier best nog wel eens rondhangen." Dan loopt hij met grote passen de laan af, op weg naar het dorp.
Als de huisknecht weg is, kijkt Hanna met wijdopen gesperde schrikogen naar het roerloze lichaam van haar meesteres. "Niks aan doen, zo laten liggen" hoort ze in gedachten Herman nog zeggen. Sophie ligt half op haar zij, uit haar mond sijpelt een straaltje bloed. Haar ogen kijken Hanna niets ziend en glazig aan. Het meisje staat te rillen van angst en emotie bij deze lugubere aanblik. Het is stil, alsof alles de adem inhoudt.. Geen blaffende honden... Stilte...
Wie heeft dit gedaan? En waar is de moordenaar? Loopt hij hier nog ergens rond of heeft hij zich al lang uit de voeten gemaakt via de lanen in het bos of het water van de Regge? Houdt hij zich verborgen rondom het huis of in de schuur?
Kom, ze moet doen wat Herman heeft gezegd; de honden moeten in de schuur. Als ze met de honden naar de wagenschuur toe loopt ziet ze plotseling een schimmige figuur wegduiken in de struiken naast de schuur. Ze schrikt, de deur van de schuur staat wagenwijd open! De honden zijn ook opmerkzaam geworden en springen luid blaffend naar voren.
Een stem roept bevelend: "Af... Hoepel op zeg ik oe.. Gespuis da'j bint... Ziej dan neet dat ik 't bin... Good volk man!"
"Teunis!!!.. Wat doe jij hier...?? Ik schrik me een ongeluk" bibbert Hanna. "Ik dacht misschien" "Dat ik dat stuk ongeluk van een moordenaar was?" vult Teunis schamper aan. "Ik mos toch zuuken van Herman, den mooien niejen huusknech? Nou zo a'j zeet, ik bin druk doende!"
"Maar waarom...?" "Niks te woarum.. doe noe mar wa'j mut doen en sluut die duuvelse heunde op!"
Hanna sluit de honden op in de wagenschuur en sluit de deur af. Dan gaat ze naar de keuken en wacht....
Op het voetpad langs de Regge loopt Teunis. Op zoek. Ja op zoek naar wie eigenlijk? of wat? Hoe kon dit allemaal maar zo gebeuren? Mevrouw van Duren was een helleveeg, dat wel, zo vrekkig en zuunig as wat! Maar dit.. Wat zou ze eigenlijk met dat leren zakje gedaan hebben, waar ze zo geheimzinnig mee rondliep? Nog maar een paar uur geleden had hij haar daarmee zien lopen, in de tuin, vlak bij de vijver. Toen ze zag dat hij naar haar keek, had ze hem toegesnauwd dat hij aan z'n werk moest gaan en een beetje vlug ook!
Ondertussen is in het dorp een algehele opwinding ontstaan. Iedereen wil er het zijne of 't hare van weten. Herman, de nieuwe huisknecht van Doeskotters Fieje was hijgend het dorp binnen komen stuiven. "Moord!! Moord... had hij geroepen, Mevrouw van Duren is vermoord!! Er moet hulp komen.. nu de dokter de veldwachter.. kom toch te hulp!!!"
De mensen in het dorp zien wel dat het een ernstige aangelegendheid is. De anders zo plechtstatige huisknecht ziet er verhit en ietwat verfomfaaid uit. Hij lijkt totaal overstuur! De veldwachter en de dokter worden van alle kanten op de hoogte gesteld van de vreselijke gebeurtenis, en ze begeven zich ijlings op weg naar de plaats des onheils. Daar aangekomen buigen ze zich over het roerloze slachtoffer. De dokter kan niet anders dan vaststellen dat mevrouw van Duren is overleden.
De schotwonden zijn voor de veldwachter het bewijs dat dit geen natuurlijke dood kan zijn. Moord dus..! Maar wie? Voorzichtig wordt het dode lichaam van Sophie op een baar naar binnen gedragen.
In de keuken zitten ze bij elkaar: de dokter, de veldwachter, Hanna en Teunis. "We missen Herman nog" zei de veldwachter."Hij zal zo wel komen." "Ik heb hem anders niet meer gezien", merkt de dokter op.
"Hebben jullie Herman nog gezien nadat hij in het dorp hulp is gaan halen?" vraagt de veldwachter aan Hanna en Teunis. "Ik niet" moet Hanna bekennen. En ook Teunis schudt ontkennend zijn hoofd. "Toen jullie dat schot hoorden, waar waren jullie toen?" vraagt de veldwachter en hij kijkt Teunis daarbij doordringend aan. "Hier in de Kokken"zegt Thomas vlot. "Ja dat klopt" zegt Hanna nadenkend. "Maar Herman, waar was Herman? Ik weet het niet meer precies. 't ging allemaal zo vlug, en we waren zo geschrokken. Hij was wel bij ons toen we mevrouw vonden. Hij zou snel naar het dorp gaan om hulp te halen..."
Na uren wachten was er nog geen Herman. Ze gaven de hoop op: de dokter, de veldwachter, Hanna en Teunis. Niemand in het dorp heeft ooit weer iets van Herman vernomen. Teunis heeft urenlang in de tuin bij de vijver gezocht naar een klein leren zakje.
Beide op dezelfde dag verdwenen.. Merkwaardig, heel merkwaardig... Zou Herman misschien....?
maandag 7 juli 2008
Wie is Sophie?
Dit verhaal is geschreven door: Hananja Kraa
Wie was Sophie? Niemand kende dit antwoord daadwerkelijk, zeker was dat Sophie iemand was waarvan geen man ooit zou houden. Was een vrouw met geld aantrekkelijk, Sophie stond geen enkele persoon toe liefde jegens haar te voelen, omwille van datzelfde geld. Het was van haar, alleen van haar. Ieder ander probeerde het haar af te troggelen. Ooh zij zag het wel. Zij hoorde wel hoe vleiende woorden bij de aanblik van haar sieraden uit de monden van mensen stroomden als kwijl uit de bekken van haar honden bij aanblik van een worst.
Mensen, mensen waren egoisten, opportunisten welke zonder schroom misbruik van elkaar maakten. Maar niet van Sophie. Sophie had niemand nodig. Alleen was eenzaam, maar was dit niet God's wil? Verlangde God niet van de mens dat hij of zij altijd het goede deed? En was het goede ook niet het voorkomen van zondige gedachten, niet alleen bij haarzelf, maar ook bij anderen? Hebzucht was een zonde wist Sophie, een zonde welke een persoon rechtstreeks naar de hel zou kunnen sturen. Nee, Sophie hield niet van mensen, maar toch haatte zij ze niet genoeg om ze te verleiden tot de zonde.
Het was zondag. De eerste zondag van de maand. Sophie maakte zich klaar om naar de kerk te gaan. Ze tilde het medaillon rond haar nek op. De laatste weken was zij zich steeds soberder gaan kleden, ook van haar sieraden had zij zich een voor een ontdaan. Alles om te voorkomen dat haar medemens in verleiding kwam. Sophie voelde zich langzaam iets gelukkiger worden. Natuurlijk zij kon nog steeds met niemand spreken, want dit zou een willekeurig persoon te dicht bij haar fortuin brengen, in verleiding brengen. Maar denkende aan wat zij deed, de offers welke zij de laatste weken had gebracht, en niet voor haarzelf, nee voor anderen, maakte haar minder eenzaam. Het medaillon woog zwaar in haar hand. Zou ze het afleggen? Het was van zilver, kostbaar, maar het bevatte 2 lokken haar, zowel 1 van haar vader als van haar moeder. Vandaag, de kerk. Een grote groep mensen zou samenkomen. Ze moest het medaillon afdoen, thuislaten. Als ze ook maar 1 persoon kon beschermen tegen het kwaad... Vanmiddag kon ze het medaillon weer omdoen.
Sophie liep naar huis, alleen. Het was een zware dienst geweest en Sophie had haar ouders meer dan ooit gemist. Iemand had een halve cent naar haar hoofd gegooid, mensen hadden gefluitsterd en de preek was... wel geen kwaad woord over een preek gesproken door de mond van een dienaar God's.
Sophie liep mee met een bocht in de Regge op weg naar haar huis. Haar lichaam schokte en ze stopte abrupt met lopen. Wie stond daar op het pad? Een man, geknield op de grond, wat was deze "man" in hemelsnaam aan het doen? Langzaam vatte Sophie moed en hervatte haar pad. Toen ze op 2 meter afstand van de man was richtte hij zich op uit zijn voorover gebogen houding. Op de grond lag een hond, 1 van haar honden.
Weer stond Sophie stil. Haar ogen ontmoeten die van de man. Zachtaardige ogen. Nee! Dat mocht ze niet denken, hij was een mens en dus slecht. De man stond langzaam op, "Doeskotter Fieje?", vroeg hij. "Sophie". Sophie keek hem strak aan, wat deed deze man hier, wat gaf hem het recht hier zo te staan.. zo, zo brutaal? De hond piepte. Voorzichtig tilde de man hem op. "Ik vond hem, in een vossenklem", verklaarde hij. "Ik heb zijn poot verbonden, ik hoop dat je het mij niet kwalijk neemt." "Nee, nee natuurlijk niet", prevelde Sophie, overdonderd door de vreemdeling. Automatisch ging haar hand naar het medaillon, haar ouders, haar houvast, maar deze hing er niet meer.
"Waar mag de hond rusten?"
Het antwoord borrelde in Sophie's onderbuik, maar wou niet omhoog komen, haar mond werd droog. Langzaam maakte ze een knikkende beweging met haar hoofd richting haar huis. Zonder het ook maar te vragen, liep de vreemdeling op haar huis toe met haar hond in de armen en opende het tuinhek. Sophie volgde, wat moest ze doen? Ze wou de man wegsturen, maar het lukte haar niet. Haar stem leek te zijn verdwenen en haar lichaam was volgzaam. Volgzaam tot in haar slaapkamer, buiten begonnen de honden te blaffen.
Het was verschrikkelijk. de man was weg, en een klein jongetje was gebeten. Kapotgebeten door haar honden. Sophie's gedachten buitelden over elkaar heen. De hele dag al voelde ze een paniek. Het was die morgen begonnen met het besef wat ze gedaan had. Ze was zondig, ze was slecht.Toen kwam de dokter langs met de mededeling dat hij net bij de jonge Limbeek vandaan kwam. sophie was langzaam ineengestort bij het horen van zijn woorden. Haar honden, een kind. Dit had ze nooit zo bedoeld, toch? Haar medaillon was intussen onvindbaar gebleken. Vroeg in de middag was een oude knecht welke kromliep, maar nog wel de kracht had om met een stok de honden van zich af te slaan gekomen namens de pachtboeren. De mededeling was kort: de boeren weigerden nog langer pacht te betalen. Ze waren redelijk geweest, maar het voorval met de jonge Limbeek had bewezen dat de weg van de rede soms niet de goede was.
Het werd mei. Sophie had zich teruggetrokken in haar woning. Enkel 's avonds verliet zij haar huis om eieren te rapen in het schemerduister als niemand haar kon zien. De dokter was nog een enkele keer langsgekomen om te kijken hoe het met haar ging, met haar te spreken, maar sophie sloot zich volledig af voor zijn woorden. Ze was een slecht mens. Een door en door slecht mens en die wetenschap drukte zwaar op haar. De pachters? Ze liet ze, wat deed de pacht er nog toe. En dan de man. Ze had hem niet weer gezien. Had hij eigenlijk wel bestaan? Er was geen gewonde hond geweest die maandag. Was alles niet slechts een zondige droom, een proef, een test van God? Het was nu een maand geleden. Een maand? Sophie schrok en liet de eieren uit haar handen vallen. Een maand, en het was 6 weken geleden dat ze de regels had. 6 weken. Langzaam ging Sophie zitten. Dit kon niet waar zijn, dit mocht niet waar zijn. En toch. Waar was haar medaillon toch, altijd wanneer ze het aanraakte had ze de nabijheid van haar ouders gevoeld, maar nu was Sophie alleen. Alleen in haar zonde, de duivel zelve meedragend in haar buik. Voorzichtig pakte ze het jachtgeweer van de muur van de schuur en liep naar buiten. Een harde knal verbrak de stilte en uit Sophie's handen rolde het jachtgeweer het dijkje af de Regge in.
donderdag 3 juli 2008
Sophie en Ginger
Dit verhaal is geschreven door Liesbeth Mollink
Lusteloos dwaalt Sophie door haar mooie, grote huis. Haar voetstappen verdwijnen in de dure tapijpten, de allerbeste kwaliteit, maar ze voelt het niet. Ze wordt gadegeslagen door haar ouders en grootouders, gevangen in hun schilderijen, geschilderd door de beste kunstenaars, maar ze ziet hen niet.
In haar hoofd spoken ze wel. Ze lopen door haar gedachtegangen en brengen slecht nieuws: als kind al kon ze geen goed doen in hun ogen. Ze was een zeur: met ander kinderen spelen? Of ze wel goed bij haar hoofd was. Met dat boerenvolk omgaan, daar was geen sprake van. Bovendien wat kost dat wel niet, moesten ze zeker ook nog mee eten?
Nee, Sophie moest maar mooi thuisblijven want daar was het toch goed? Aan geld geen gebrek dat werd door de pachters maandelijks binnen gebracht en ze hadden het toch mooi voor elkaar? Maar toch... geld voor iets lekkers was er nooit. En geluk kun je niet kopen.
Een warme natte lik over haar hand. Sophie schrikt op uit haar verleden. Ginger, haar enige hond die in het huis mag zijn, omdat hij haar niet bijt, kijkt haar met zijn bloeddoorlopen ogen aan. Eigenlijk haar enige vriend. Dit besef dringt in een keer volledig tot haar door. Ze heeft helemaal geen vrienden. Ze mijdt de mensen, eigenlijk uit schaamte voor haar ouders. Ze hebben de arme boerenbevolking altijd uitgebuit. Overal waar ze kwamen werden ze met de nek aangekeken. Nooit, nooit een vriendelijk woord, alleen maar boze blikken. Ze is de mensen gaan mijden, die ogen moesten weg. Een groot hek om haar landgoed en twaalf bloeddorstige honden moesten haar beschermen tegen de ogen die haar overal volgden, tegen de hatelijke opmerkingen die naar haar hoofd geslingerd werden.
Eenzaamheid kwam er voor in de plaats... Ze zou zo graag vriendinnen hebben gehad. Een klein knus huisje, misschien zelfs een man. En oh, wat mist ze haar kinderen die nooit geboren konden worden. In plaats daarvan heeft haar leven zich gevuld met angst en eenzaamheid. En wat er pas is gebeurd. Sophie voelt zich misselijk worden. Het hek... de honden....ontsnapt. Een jongetje dat medicijnen voor z'n zieke vader moest halen...aangevallen, door haar honden waar ze zelf ook zo bang voor is, hoe heeft het zo ver kunnen komen? Waarom heeft ze het leven van haar ouders verder geleefd? Waarom niet haar eigen keuzes gemaakt, wat ze eigenlijk wil... een kind. Oh, dat arme kind, haar honden, haar schuld. Maar misschien, misschien kan ze het nog goed maken, terugdraaien, opnieuw beginnen.
Helemaal opnieuw beginnen, ergens anders, waar niemand haar kent. Ze zal haar huis en haar grond schenken aan de bevolking, alleen meenemen wat ze nodig heeft. Ze wil boete doen, schuld bekennen, opnieuw leven. Echt leven.
Ze stormt het huis uit, ze moet het goede nieuws gaan vertellen, dit kan niet wachten.
Misschien is het nog niet te laat. De schemering is al gevallen als ze buiten komt. De honden komen grommend en grauwend op haar af. Ze sluiten haar in. Ze wil teruglopen, maar de deur valt achter haar dicht. In de verte hoort ze stemmen, nee, het is geschreeuw, wat is dat? Tientallen mensen met brandende fakkels, hooivorken en stokken lopen haar landgoed op. Naast het grommen van de honden komen flarden haar richting uit...vrek!... Nu te ver gegaan...moet afgelopen zijn..een kind!!
Ze roept dat ze veranderd is, dat ze alles van haar mogen hebben, het huis, de grond, ze hoeft geen geld meer, ze wil alleen maar vrij zijn. Ze schreeuwt het uit:"ik wil vrij zijn". Maar de mensen zijn nog te ver weg en horen haar niet. Haar honden sluipen dichterbij en als na een onhoorbaarbaar commando stortten ze zich met z'n allen tegelijk op Sophie. Als de bevolking bij haar huis aangekomen is, ligt Sophie bloedend en bewegingloos op de grond. Ginger ligt naast haar, hij jankt zachtjes en likt haar hand.
Haar laatste woorden blijven nog even tussen de bomen hangen en stijgen dan langzaam op: ...Vrij zijn!
Volgende week verschijnt er weer een ingezonden verhaal. De winnende verhalen zullen als laatste gepubliceerd worden...
vrijdag 27 juni 2008
Prijswinnaars Spannende Plot
Donderdagavond hing er een broeierige sfeer in ZINiN bibliotheek Hellendoorn. Bijna alle deelnemers waren gekomen voor de prijsuitreiking van de wedstrijd om een spannend plot te schrijven op de moord van Sophie van Duren. Sophie werd vermoord in 1864 in het Doktersbos, tussen Hellendoorn en Nijverdal. De moord werd nooit opgelost. Er deden echter wel verschillende verhalen de ronde. De opdracht aan de deelnemers was een spannend plot te verzinnen.
De juryleden, bestaande uit Evelyn Ligtenberg, Herbert Teesselink en Jan Verhoek, kregen het moeilijk met 11 verschillende verhalen met elk een andere moordenaar. Zij vonden alle verhalen goed qua stijl en ook had elke moordenaar een goed motief, natuurlijk voor een echt misdaadverhaal een must.
De drie verhalen die in de prijzen vielen werden in willekeurige volgorde voorgelezen. Het publiek luisterde gespannen.
Uiteindelijk kon Karin Oostenbrink van Landgoed schuilenburg, die de 1e en 2e prijs beschikbaar stelde, de eerste prijs uitreiken aan de heer Heetkamp. De tweede prijs ging naar de heer Bosch en de derde prijs was voor mevrouw Stokvis.
Voor alle deelnemers was er een busje echte Van Duren's Kogels.
Deze prachtige verhalen zullen binnenkort op dit blog verschijnen. Als u wilt, kunt u een berichtje achterlaten. Wij zijn erg benieuwd wat u van de verhalen vindt!
Abonneren op:
Posts (Atom)